Vergelijkt jouw kind zich veel met anderen? Kijkt het naar kinderen die sneller, beter of verder zijn en is zijn conclusie dat hij minder is? Misschien zeg je al wel eens dat je kind goed is zoals hij is en lijkt dit nog niet echt aan te komen. Hier vind je tips voor als jouw zich veel vergelijkt.
Vergelijken begint al vanaf vier jaar en hoort erbij
Vanaf vier jaar krijgt je kind meer oog voor hoe andere mensen eruit zien en wat ze doen. Je kind kan dan roepen dat zijn krullen stom zijn. Dit vergelijken gaat verder als je kind zichzelf vanaf een afstandje kan bekijken en ziet hoe hij ook anders kan zijn. Vanaf ongeveer zeven jaar is je kind daartoe in staat. Dit merk je bijvoorbeeld aan dat je kind openlijk benoemt: ‘Ik was als eerste klaar’ of ‘Ik kan sneller rennen dan jij’.
Lees ook: Mijn kind wil altijd de beste zijn.
Waarom vergelijken niet perse slecht is
Ieder mens vergelijkt zichzelf wel eens met anderen, zo ook kinderen. Er wordt zelfs gesteld dat we niet zonder vergelijken kunnen. Vergelijken gebeurt om te kunnen functioneren. We hebben informatie van anderen nodig om te beoordelen wat het niveau is van wat we kunnen en denken. Omdat we zelf meestal niet objectief zijn, meten we ons af aan wat we bij anderen zien.
Trekt jouw kind een positieve of negatieve conclusie?
Het gaat er om hoe je je vergelijkt met anderen en welke conclusie je trekt. Het helpt je namelijk niet als je alleen kijkt naar anderen die ‘beter’ zijn en jij concludeert dat je minder bent. In onze trainingen zien we vaak dat kinderen een negatieve conclusie over zichzelf trekken: ‘Zie je wel, anderen zijn toch beter’ of ‘Ik ben niet zo goed als …’. We helpen kinderen dan om de focus op zichzelf te leggen (zelfvertrouwen vergroten) of die ander als inspiratie te gebruiken (wat doet diegene wat ik ook kan gaan doen?).
Hoe werkt dat bij jouw kind? Kijkt het naar kinderen die beter, sneller of verder zijn? En welke conclusie trekt het over zichzelf?
Tips voor als jouw kind zichzelf vergelijkt met anderen
Hieronder vind je een aantal tips die jij kunt gebruiken voor jouw kind:
- Leer je kind zich vergelijken met zichzelf. Dit kun je doen door te vragen: ‘Vergeleken met de vorige keer, hoe gaat het dan nu met …?’, ‘Toen je een jaar jonger was, kon je dit al? Hoe heb je dat geleerd?’, ‘Wat heb je vandaag geleerd wat je gisteren nog niet wist/kon?’
- Help je kind om inspiratie te putten uit anderen. In plaats van de ander te zien als concurrent, kan je kind ook kijken naar hoe die ander dit resultaat bereikt. Leg uit dat je van anderen kunt leren. Vraag: ‘Hoe doet diegene dat?’, ‘Hoe gaat diegene ermee om als het even niet lukt?’, ‘Als je dat ook wilt kunnen: hoe zou je daarmee kunnen oefenen?’.
- Stel vragen als jouw kind zichzelf vergelijkt. Je kunt je kind nieuwe inzichten geven door vragen te stellen: ‘Wat zegt dat over jou?’, ‘Is dat echt zo?’, ‘Waar zie je dat aan?’, ‘Hoe zou jij het graag willen?’, ‘Past dat bij wie jij bent?’, ‘Hoe kun je dat gaan doen?’.
- Verplaats de focus naar wat jouw kind al kan. Als je kind ziet wat het zelf al kan, geeft dit zelfvertrouwen. Het kan leuk zijn om fotoboeken te bekijken van je kind en te praten over wat het allemaal al heeft geleerd sinds de babytijd (lopen, praten, samenspelen, knippen, werken, lezen, enz.). Eventueel kun je daar een lijstje van maken en ophangen in huis met een foto van je kind: ‘Dit kan ik allemaal al…’. Zie ook: Trots-pot: zelfvertrouwen vergroten kind.
- Help je kind te relativeren. Als jouw kind gestrest wordt omdat het minder goed gepresteerd heeft, vraag hier dan op door: ‘Wat betekent dat?’, ‘Hoe erg is het?’, ‘Wat is het ergste dat er kan gebeuren?’. Met doorvragen, wordt je kind zich bewust van wat het denkt en ziet hij dat dit niet altijd klopt (zoals de gedachte: ‘Straks ga ik niet over.’).
- Vergelijk je kind niet met anderen. Dit gebeurt onbewust snel, zeker als er nog meer kinderen in het gezin zijn. Opmerkingen zoals: ‘Je zus is niet zo verlegen’ of ‘Je broertje durft dat al wel’, kunnen eraan bijdragen dat jouw kind zich onzeker voelt. En misschien wel concludeert: ‘Ik ben minder’.
- Richt je op inspanning in plaats van resultaat. Je hebt niets aan een antwoord (resultaat) als je niet weet hoe je tot dat antwoord gekomen bent (proces). Geef je kind procesgerichte complimenten: bekijk deze complimentenposter voor inspiratie. Of gebruik de held van jouw kind als voorbeeld om te laten zien dat het inspanning kost om een bepaald resultaat te krijgen. Bijv. als dit een voetballer is: ‘Kan hij dit allemaal vanzelf?’, ‘Hoe is hij zover gekomen?’, ‘Wat moet hij daar allemaal voor doen?’
- Vergroot het zelfvertrouwen van je kind. Een gezonde dosis zelfvertrouwen helpt jouw kind om blij te zijn met zichzelf. Lees hier meer: tips zelfvertrouwen vergroten kind.
Lees meer
Training zelfvertrouwen voor jouw kind
Als je ziet dat jouw kind meer vertrouwen in zichzelf mag krijgen, kun je het een training zelfvertrouwen laten doen. Je kind leert onder meer wat zijn kwaliteiten en eigenschappen zijn, stevig staan, positief denken en hoe het zichzelf kan aanmoedigen.
Dit kan in een groep: training zelfvertrouwen kind 4-7 jaar of training zelfvertrouwen kind 8-12 jaar. Of individueel: training Apetrots.